2012: “Ja man, BAM!” klinkt het vanaf boven. Mijn stiefzoon van 14 zit te gamen op zijn kamer. Hij praat via zijn headset met ‘vrienden’. Tegen mij zegt hij tegenwoordig niet veel. Ik zit op de bank met een kopje thee. “What de f… doe jij nou, bro?”, roept hij nu. Het gaat er heftig aan toe. Door de koptelefoon hoort hij niet hoe hard hij praat. Of roept eigenlijk. “Nee, daar moet je niet spawnen, jongen!” Zin om zijn best te doen voor school heeft hij niet. Slim is ie wel, dat wel.
Om 18.00 uur ben ik al 2 keer gespawnd (verschenen) in zijn kamer om te zeggen dat het eten klaar is. Geen reactie. Om 18.10 uur heb ik er genoeg van. Ik loop naar de meterkast en zet boven de stroom uit. Zo. Mooi! “What the f…”, klinkt het wederom. Nu komt hij tenminste naar beneden. Daar heb je hem. Diep verontwaardigd vraagt hij of ik mijn verstand heb verloren. Tja, misschien wel, want de stoom komt uit mijn oren.
Als we wat gekalmeerd zijn, legt hij mij uit hoe vervelend het is dat hij nu niet heeft kunnen opslaan. En dat hij een slechte beurt maakt tegenover zijn vrienden. Ik leg hem uit dat ik blij ben dat hij leuke dingen te doen heeft. Maar dat het gezond is om ook af en toe buiten te komen en met echte mensen te spreken. Dat begrijpt hij prima. Ik beloof hem dat ik de stroom niet meer uit zal zetten. Hij belooft dat hij de volgende keer gewoon komt als het eten klaar is. En het zíjn echte mensen, zegt hij.
2022: Het is gelukkig helemaal goed gekomen met hem. Hij studeert. Iets met Artificial Intelligence toepassingen. Hij sport en heeft veel vrienden. Hij werkt hard om iets te bereiken. Hij is hoogstens een beetje te streng voor zichzelf. Gamen doet hij nog steeds, maar niet zo veel dat het ten koste gaat van zijn andere activiteiten. Gelukkig!